|
||||||||
|
‘BMX Bandits’ is een Schotse gitaarpopgroep uit de vroegere industriestad Bellhill die reeds in 1985 werd opgericht door leadzanger en songschrijver Duglas T. Stewart en Sean Dickson die de band later zou verlaten om zijn eigen groep ‘The Soup Dragons’ op te richten. Er is in de voorbije decennia heel wat verloop geweest bij de bandleden waarvan enkele later gingen deel uitmaken van andere Schotse groepen als ‘The Vaselines’, ‘The Pearlfishers’ en ‘Teenage Fanclub’. De huidige bezetting van ‘BMX Bandits’ bestaat naast Duglas T. Stewart uit Chloe Philip op keyboards en gitaar, Stuart Kidd op gitaar en drums, Amanda Nivich op basgitaar en multi-instrumentalist Andrew Pattie die ook meeschreef aan enkele songs op de nieuwe plaat. Hun muziek is altijd sterk beïnvloed geweest door de popmuziek uit de jaren ’60. In totaal werden er sinds de start van de groep een twaalftal albums de wereld ingestuurd met als laatste de soundtrack voor de filmthriller “Dreaded Light” in 2023, hun eerste release voor het populaire ‘Tapete Records’-platenlabel. Eind april 2024 was dan de tijd gekomen om een nieuw studioalbum uit te brengen. Dat werd het elf tracks tellende “Dreamers On The Run”, de officieel twaalfde plaat van ‘BMX Bandits’. Het idee om deze plaat te maken stamt al uit 2014 toen Duglas T. Stewart songs wilde componeren over een leven in twee verschillende werelden: één wereld van dromen en één van muziek terwijl overleven in de werkelijke wereld de belangrijkste opdracht zou zijn. Psychische gezondheidsproblemen bij Duglas staken daar echter een dikke stok voor en zorgden ervoor dat het resultaat van zijn goedbedoelde project nu pas tien jaar na de start van het originele idee naar buiten kon worden gebracht. Aan de opname van dit album werd meegewerkt door gastmuzikanten Jowe Head van de Britse indierockgroepen ‘Swell Maps’ en ‘Television Personalities’ op gitaar en de Amerikaanse gitarist Calvin Johnson die vroeger deel uitmaakte van de bands ‘Beat Happening’, ‘The Go Team’ en ‘The Halo Benders’. De plaat begint met de albumtiteltrack, een theatrale operageschikte epos van meer dan zes minuten. Daarna volgt de eerste single die uit het album werd getrokken met de door Andrew Pattie gecomponeerde catchy indie popsong “Setting Sun” die u op de tweede video kunt beluisteren. Het volgende nummer “Time To Get Away” wordt gekenmerkt door het snerpende geluid dat Amanda Nivich doorheen de hele song op een ‘zingende zaag’ speelt. We vinden de stem van Duglas T. Stewart nu niet meteen sterk, hoewel hij zeker ook niet vals zingt maar eerder monotoon zoals bijvoorbeeld in het melancholische nummer “What He Set Out To Be” dat muzikaal wel erg knap in elkaar zit en vertelt over verlies en spijt. “Cockerel’s Waiting” past volgens ons best in de soundtrack van een filmmusical en het daaropvolgende wat vreemd klinkende nummer “My Name Is Duglas (Don’t Listen To What They Say)” is niet echt introspectief te noemen. De enige coversong op deze plaat is “Home Before Dark”, een liedje dat Woody Guthrie’s dochter Nora al in 1967 opnam als B-zijde van haar toenmalige single “Emily’s Illness”. Bij de song “Hop Skip Jump (For Your Love)” die u op de eerste video kunt beluisteren dachten we meteen aan de ritmiek van bij de sixties-liedjes van Bo Diddley of Buddy Holly, maar ook hier lijkt het wel over een musicalliedje te gaan, net als het wat verder volgende “The Things We Threw Away”. “The World Was Round” is een andere song die gecomponeerd werd door Andrew Pattie en die we ter afsluiting tot het beste werk op dit al bij al toch wat bevreemdende album willen vernoemen. (valsam)
|